BRANDWEERVROUW GERRANDA VAN PUTTEN: ‘GEVOEL UIT, BRANDWEERMODUS AAN’

Al vijftien jaar lang is Gerranda van Putten (38) 24 uur per dag oproepbaar voor de plaatselijke brandweer. Ieder moment kan haar pieper gaan. ‘Het beheerst je hele leven, maar ik zou het voor geen goud willen missen.’

Meer dan eens laat Gerranda van Putten haar boodschappenkarretje midden in de winkel staan omdat haar pieper gaat. Het personeel in Wezep is eraan gewend en legt de vleeswaren dan terug in de koeling. Als het kan, geeft Van Putten gehoor aan een oproep van de brandweerkazerne Hattem, waar ze in een achttienkoppig vrijwilligerskorps werkt, met slechts één andere vrouw.

Als klein meisje al fietste Van Putten in Kamperzeedijk, vlakbij Genemuiden, achter de brandweer aan. Voor de sensatie. In 2001 werd ze op haar werk als activiteiten­begeleider in de gehandicaptenzorg in Ermelo gevraagd om een cursus bedrijfs­hulpverlening te volgen. Als hoofd-BHV’er maakte ze een ontruimingsplan, waarmee ze voor feedback naar de brandweer stapte.

In gesprek met de commandant hoorde Van Putten dat het korps vrouwelijke brandweervrijwilligers zocht. Ze gaven haar meteen een inschrijfformulier mee.

‘Met pijn in mijn hart moet ik soms een klus voorbij laten gaan, maar mijn gezin gaat voor’

Van Putten was razend enthousiast, maar wilde de vraag eerst aan haar werkgever voorleggen. Brandweervrijwilliger zijn betekent dat je ook tijdens je werk moet kunnen uitrukken. Ook wilde ze weten of haar ouders, toen nog het thuisfront, haar zouden steunen. Dat deden ze. Meteen fietste ze naar de kazerne om haar aanmeldingsformulier te overhandigen.

Een dag nadat ze haar pieper had gekregen, hoorde Van Putten tijdens haar werk het toen nog onbekende geluid van een oproep. Omdat ze nog niet beschikte over de nodige diploma’s kon ze op dat moment niet heel veel voor het korps betekenen. Toch sprong ze met een grijns van oor tot oor op de fiets.

1998 Na haar studie begint Van Putten als activiteitenbegeleider in de gehandicaptenzorg. Drie jaar later meldt ze zich als vrijwilliger bij de brandweer.

Tijdens de uitruk, een schuurbrandje, kreeg ze de taak met een brandslang een gasfles te koelen. ‘Ik voelde me geweldig, alsof ik een brand aan het blussen was. Terwijl ik alleen maar een gasfles stond te koelen.’ In de beginjaren sloeg Van Putten geen oproep over, bloedfanatiek was ze. Als ze ’s nachts een grote brand moest blussen, ging ze de volgende ochtend gewoon weer naar haar werk. Haar auto stond altijd startklaar om geen uitruk te hoeven missen.

Leeg bed

Nu, vijftien jaar later, volgt Van Putten, inmiddels moeder van twee kinderen, af en toe een noodsituatie vanuit huis, via Twitter. ‘Met pijn in mijn hart moet ik een klus soms aan me voorbij laten gaan. Ik voel me verantwoordelijk en wil niks missen. Maar mijn gezin komt op nummer één. In de nacht van mijn verjaardag werd ik opgeroepen. Omdat ik niet wilde dat mijn kinderen de volgende dag met cadeautjes voor een leeg bed zouden staan, heb ik geen gehoor aan de oproep gegeven.’

Er is een groot tekort aan vrijwilligers bij de brandweer en dat terwijl ruim 80 procent van alle brandweer­lieden vrijwilliger is. Slechts 4.500 mensen werken in beroepsdienst bij de brandweer. In totaal is maar 5 procent van de brandweerkrachten vrouw. Van Putten denkt dat vrouwen zich voornamelijk laten weerhouden door vooroordelen. Zoals het idee dat bij de brandweer een machocultuur heerst. ‘De cultuur is hier dat je je niet stoerder moet voordoen dan je bent, want dan kom je jezelf tegen. Iedereen is zich daarvan bewust. Werken met slachtoffers, soms doden, gaat niemand in de koude kleren zitten. Daar moet je over kunnen praten om het werk vol te houden. De brandweer is daarom geen vak voor louter stoere types. Je moet slachtoffers opvangen, troosten. De meeste vrouwen hebben daar voel­- sprieten voor, tonen makkelijker mede­leven. Dat maakt vrouwen júíst geschikt voor het vak.’

2001 Ze wordt vrijwilliger bij het brandweerkorps in Ermelo. Als ze in 2007 overstapt naar Hattem, komt ze in het korps terecht waar ook haar man zit.

Veel vrouwen kunnen het werk niet combineren met de zorg voor de kinderen. ‘Dat is de realiteit. Als een vader naar de brandweer gaat, draait het gezin door. Bij de beroepsbrandweer in de grote steden zijn meer vrouwen actief. Daar zijn ze toch minder behoudend ten aanzien van traditionele rolpatronen. Maar ook omdat je bij de beroepsbrandweer vaste werktijden en werkdagen hebt. En geen onverwachte oproepen zoals bij vrijwilligers het geval is.’

Van 2007 tot 2010 zat Van Putten in het bestuur van het Netwerk Brandweervrouwen, een initiatief dat meer vrouwelijke aanmeldingen moet bevorderen, maar vooral ook om brandweervrouwen de gelegenheid te bieden om te netwerken. Van Putten organiseerde het twee- jaarlijks landelijk symposium in Nijmegen. Ze vond het verfrissend om, voor de verandering, eens met allemaal vrouwelijke collega’s aan tafel te zitten. Veel vrouwen begrijpen haar keuze voor de brandweer niet, nu sprak ze met vrouwen met dezelfde passie. Door het gezinsleven komt ze nu niet meer toe aan het bestuur.

2011 Ze krijgt een lintje voor haar tien jaar als brandweervrijwilliger.

Eerste treinongeval

Er is een keerzijde aan de mooie klussen waarvan Van Putten gaat glunderen als ze erover vertelt. Zo zijn er ook de meldingen van aanrijdingen van mensen op het treinspoor, waarbij de brandweer uitrukt om in afwachting van een gespecialiseerd bedrijf de stoffelijke resten af te schermen en de plek schoon te spuiten. ‘Je bereidt jezelf op zoiets voor. Als je je pak instapt, gaat er een knop om. Vanaf dat moment ga je professioneel te werk en schakel je je gevoel uit. Dan kost het mij geen moeite om stoffelijke resten op te ruimen.’

Toch blijven dat soort klussen haar bij. ‘Alle slachtoffers staan op mijn netvlies gebrand. Bij het passeren van een plaats waar een slachtoffer is omgekomen, zie ik het incident weer voor me.’ Op de kazernes is goede begeleiding. In geval van een dodelijk slachtoffer neemt het be­drijfs­opvangteam contact op met de betrokken leden van het korps. Zij kunnen met korpsgenoten, korpsleden van buurtgemeenten praten, of met een professional. ‘Van mijn eerste trein­ongeval sliep ik slecht. Mede door de gesprekken met collega’s heb ik het van me af kunnen zetten, maar vergeten doe je het nooit.’

Van Putten leerde haar man kennen bij de opleiding, toen ze al een jaar bij de brandweer zat. Later, toen ze getrouwd waren, verhuisde Van Putten naar hetzelfde korps als haar man. ‘Ik had er moeite mee om mijn vertrouwde korps achter me te laten en ik moest bij het nieuwe korps opnieuw mijn plek zoeken.Hier werd ik opeens gezien als ‘de vrouw van’. Dat vond ik moeilijk, omdat we op hetzelfde niveau werken en er onafhankelijk van elkaar zijn ingestapt. De commandant was bang dat we naar elkaar toe zouden trekken. Ik vond dat vreemd, er zaten ook vaders en zonen bij het korps. Daar had niemand moeite mee.’

Waar? Bij het uitrukken is je taak afhankelijk van je plek in de auto. Die is willekeurig, zodra je gereed bent ga je zitten.

Geen speciale behandeling voor Van Putten dus. ‘In het begin heb ik onmiddellijk kenbaar gemaakt dat ik net zo vakkundig ben als de rest. Toen mij tijdens een van mijn eerste klusjes werd gevraagd om na een schoorsteenbrand naar beneden te komen, zodat mijn mannelijke collega de dakpannen kon terugleggen, weigerde ik dat. Een vrouw kan heus wel wat dakpannen recht leggen. Door de weerstand voel ik me uitgedaagd om te laten zien wat ik kan. We zijn allemaal brandweerlieden, dragen allemaal hetzelfde pak en hebben allemaal dezelfde kwaliteiten. Het maakt niet of je man of vrouw bent.’

Hoewel haar collega’s Van Putten nu volledig accepteren, merkt ze dat er nog altijd mensen zijn die moeite hebben met brandweervrouwen. ‘Vorige week kwam een man naar mij toe die zei dat een vrouw niet hoort te blussen. “Vrouwen moeten zachte handjes hebben, in plaats van zulke zwarte.”’

‘De pieper gaat nooit als je tijd hebt, het komt altijd ongelegen’

Terugdeinzen

Nu Van Putten moeder is, is ze bedachtzamer. In 2003 vielen in Haarlem in een kerk drie brandweerslachtoffers doordat een muur instortte. Het was een wake-upcall voor Van Putten. ‘Twee of drie maanden later stond ik bij een grote brand in Harderwijk in een nauw steegje. De brand was zo groot dat er meerdere omliggende korpsen waren opgeroepen. Ik zag in die steeg de muur heen en weer gaan. Ik voelde me niet meer veilig en deinsde terug. Na een groot incident ben je alerter, maar dat bewustzijn verdwijnt na een poosje weer. Je moet niet te veel bij de gevaren stilstaan, want dan gaat de angst regeren, wat ten koste gaat van je professionaliteit. Gevoel uit, brandweermodus aan.’

Van Putten is van plan zich bij de brandweer te blijven inzetten. Ze wil van afbouwen niks weten. Zolang haar conditie dat toelaat blijft ze actief. Sterker nog, ze wil, zodra de kinderen oud genoeg zijn om alleen thuis te blijven, weer vaker blussen. Nu neemt ze vooral de nachtdiensten en de diensten tijdens schooltijd voor haar rekening. Ze is er niet van onder de indruk dat ze zich nu al vijftien jaar trouw inzet voor de brandweer. ‘Er zijn er genoeg die de dertig jaar halen en daar ga ik ook voor.’

Van Putten kan zich geen leven zonder de brandweer indenken. Ze zou niet zonder de aanhoudende spanning kunnen. ‘De pieper gaat nooit als je tijd hebt, het komt altijd ongelegen, en dan is het de uitgaging om alles te laten vallen voor je missie. Het idee dat een ander in nood is en ik in staat ben om diegene te helpen, dat is wat telt voor mij. En de kick van de grote vlammen, dat ook.’

1998 Na haar studie begint Van Putten als activiteitenbegeleider in de gehandicaptenzorg. Drie jaar later meldt ze zich als vrijwilliger bij de brandweer.

2001 Ze wordt vrijwilliger bij het brandweerkorps in Ermelo. Als ze in 2007 overstapt naar Hattem, komt ze in het korps terecht waar ook haar man zit.

2011 Ze krijgt een lintje voor haar tien jaar als brandweervrijwilliger

Door Roxanne Herder

%d bloggers liken dit: