Over Lakenhal en Lakenvelders

Meta Knol (1964) is al meer dan tien jaar directeur van Museum De Lakenhal, het Leidse stadsmuseum dat onlangs heropend werd na een ingrijpende verbouwing van ruim twee jaar. De nieuwe Lakenhal profileert zich zo nog nadrukkelijker dan voorheen als stadsmuseum, waar de geschiedenis wordt verteld aan de hand van verhalen over onder meer Leidens Ontzet en de oprichting van de universiteit. Maar met presentaties over het in Leiden opgerichte tijdschrift De Stijl, met schilderijen van Jan Wolkers en, in het trapportaal, sonnetten van Ilja Leonard Pfeijffer.

Eindelijk weer open! Hoe gaat het met de bezoekersaantallen?

Allemaal hartstikke goed. Ik bedoel, we hebben binnen drie maanden al 50.000 gehad.” 

Iedereen heeft ook een mening over de architectuur van de nieuwe aanbouw.

“De Leidse trekzak. (Meta doet een poging het op z’n Leids uit te spreken). Ik vind het geweldig zo’n naam.” 

Aan je Leids moet je nog werken!

“Klopt, ik kom uit Groningen. Weet je, het gaat hartstikke goed. We hebben ook al zo veel nominaties voor architectuurprijzen gekregen, dat ik de tel ben kwijtgeraakt. Dat vind ik dan ook wel een mooi proces. Want je zet natuurlijk verandering in stand. Ik hou van verandering. Dat hoort er gewoon bij. Luisteren is heel belangrijk, want in weerstand zit ook waarde, maar het is belangrijk om gewoon je padje te blijven volgen en koers te houden. Als je echt denkt vanbinnen ‘dat is goed, dat gaan we doen,’ dan loop je gewoon door. Dat hebben we gedaan. Nu is het af, en is het eigenlijk iets heel bijzonders geworden. 

Het deed me aan Lord of the Ringsdenken. 

“Ik kreeg plaatjes opgestuurd van Gandalf.” 

Oh, daar ben ik dan niet de enige in. Het is heel bijzonder dat iedereen het erover heeft.

Ja, liever dat iedereen er een mening over heeft dan dat mensen er achteloos aan voorbij gaan. Het is anders.We zijn tweeënhalf jaar dicht geweest, het was zo’n megaklus. Dus nu heb ik ook zoiets van ‘nu is het showtime,’ en mag iedereen komen kijken en er een oordeel over vormen. Dan geniet ik er ook van dat er veel mensen komen.

En dan horen wat ze allemaal zeggen? Dat commentaar opvangen?

“Ja, de architecten gaan een boek maken en vroegen mij een artikel te schrijven. Als titel heb ik een citaat genomen van Simone Weil, de Franse filosofe en activiste, zij schreef ‘attention is the greatest form of generosity.’ Dat vind ik iets heel moois. Wat ik nu zie gebeuren in het museum is dat mensen met aandacht kijken. Er zijn zo veel musea waar mensen als zombies doorheen lopen. Ik geloof dat ik kan zeggen dat dat hier gelukt is, en dat vind ik mooi.”

Hoeveel uur per week zit je hier?

“Veel! Ik heb een leven op hakken en een leven op laarzen. Ik hou heel erg van buiten zijn, ik ben echt een buitenmens. Daar haal ik veel uit. Even ademhalen en naar de lucht kijken vind ik echt heerlijk. Daarna duik ik er weer helemaal in. Ik weet niet, ik tel mijn uren niet.” 

Een leven op laarzen?

‘”Ja, ik heb twee zoons en een pleegzoon. De oudste is 22 en woont in Enschede. Hij heeft zijn middelbare school niet afgemaakt, en is daarna gaan reizen door Australië en Nieuw-Zeeland. Toen-ie terugkwam is-ie in de IT-sector gaan solliciteren en had ook binnen een paar maanden een baan. Nu is-ie professioneel nerd. Toevallig was die baan in Enschede. Hij vindt het helemaal prima, en woont samen met z’n vriend. We hebben net een kat opgehaald dit weekend. De jongste, onze pleegzoon, is al heel lang bij ons. Die is nu veertien. Hij was zeven maanden toen hij bij ons kwam. Hij zit hier op de middelbare school in Leiden. De middelste zoon wilde al sinds-ie klein was boer worden. En dat is heel moeilijk, eigenlijk niet te doen. Maar toen konden we vijf jaar geleden, hier net buiten Leiden, een boerderij kopen, dus dat hebben we gedaan. Mijn vriend is muzikant en is ook maar boer geworden. Dus thuis heb ik een boerenleven.” 

Wat is jullie product?

“Lakenvelders, een oudhollands runderras. Achter op het erf staat sinds juni een vleeswinkel. (Lachend). En ik ben al veertig jaar vegetariër.” 

Terug naar waarom we hier eigenlijk zijn. Kunstgeschiedenis is best een vrouwenstudie, en we zien dat het aantal vrouwelijke directeuren bij de wat kleinere musea aanzienlijk is, maar juist bij ‘de grote twintig’ achterblijft.

“Toen ik kunstgeschiedenis studeerde, zei mijn opa op gegeven moment: ‘Hoeveel meisjes studeren daar nou eigenlijk bij jou?’ Ik zei dat er ongeveer honderd studenten waren, en waarvan 95 vrouwen. Hij kon er niet over uit, want hij vond het zonde van zijn belastinggeld. Dat doet mij ook wel beseffen wat een enorme revolutie er al heeft plaats gevonden. Ik ken heel veel vrouwen zoals ik, die museumdirecteur zijn. Ik kan er zo tien noemen. Maar als we nou even kijken naar de grote musea – Rijksmuseum, Booijmans, Centraal Museum Utrecht – dan wordt het al een stuk dunner.” 

Wat natuurlijk ook niet helpt is dat bij het Stedelijk Museum in Amsterdam twee keer een vrouwelijke directeur niet al te goed is vertrokken en dat dan gelijk de ‘genderkaart’ wordt getrokken. Maar toen daar een mannelijke directeur na een flink financieel debacle vertrok, werd het niet aan zijn gender gekoppeld. 

“Ik vind ook dat we wat dat betreft in een heel spannende tijd leven. Aan de ene kant zijn er mensen die muren optrekken, omdat ze bang zijn dat ze anders iets moeten weggeven – bijna allemaal mannen. Aan de andere kant is er een emancipatiebeweging die zijn weerga niet kent, op alle niveaus. Van queer, tot vrouwen, overal. Die mensen laten zich echt niet meer terugduwen, die gaan echt niet meer terug in hun hok. Dat vind ik wel heel goed. Dat je dan in die paradigmaverschuiving je afvraagt wat nu goed is en wat je nu moet doen. Waar gaat het heen en wat is onze positie en onze rol? Dat vind ik wel spannend om over na te denken. Ik weiger om daar een soort slachtofferrol in te nemen. ‘Oh, ik ben een vrouw dus kennelijk is het niet voor mij weggelegd,’ of wat dan ook. Ik vind juist het tegendeel. Ik vind dat wij als vrouwen iets inbrengen wat ontbrak en wat superbelangrijk is. Veel meer verbindend en veel meer dingen in context en perspectief zien. Ook met oog voor de menselijke maat.

“Op een gegeven moment werd ik benaderd voor de functie van museumdirecteur ergens in Duitsland. Dat was een jaar of vijf geleden. Toen zei ik nee, want mijn werk hier is nog niet af. Dus ik doe dat niet. Toen vroegen ze of ik hen kon helpen om goede kandidaten te vinden. Ik heb vijf vrouwen benaderd en ze zeiden allemaal gelijk nee – net als ik. Of ze zeiden ‘ik ga erover nadenken’, en dan was het alsnog nee. Toen was ik door mijn lijstje heen, en heb ik één man voorgesteld. Hij is het geworden. Ik dacht: jeetje, wat is dat toch?’ Die man denkt: wow, een kans, ik pak mijn spullen en ben weg. Die denkt waarschijnlijk helemaal niet aan alle consequenties en wat-ie allemaal nog anders wil, of-ie er al aan toe is. Al die overwegingen die vrouwen wel hebben. Ik heb er geen oordeel over, dat ik het slecht vind van mezelf of die andere vrouwen. Maar ik constateer het wel.”

Dit is een fragment van een interview, geschreven door Marianne Verhoeven. Het volledige stuk staat in het oktober/november 2019 nummer van OPZIJ.

%d bloggers liken dit: