Hoogleraar Renske Keizer in de nieuwe OPZIJ: Laat vaders vaderen
In het Juni-nummervan OPZIJ (nu in de winkel, blader hier) een interview met Renske Keizer
Lees het hele interview op Blendle (€).
Renske Keizer (33) pendelt wekelijks heen en weer tussen Rotterdam en Amsterdam. Aan de Erasmus Universiteit is ze universitair hoofddocent Familiesociologie en aan de UvA is ze hoogleraar Vaderschap én bijzonder hoogleraar Pedagogiek. OPZIJ praat, ruim honderd jaar nadat de eerste officiële Vaderdag werd gevierd, met haar over de invloed van vaders op de rol van hun kind, vaderschapsverlof en luizenmoeders. Een paar citaten:
‘Ik ben zonder mijn biologische vader opgegroeid. Ik denk ook dat dat onbewust heeft meegespeeld, dat ik wilde weten wat ik gemist heb. Ik heb ook – bewust of onbewust – altijd vriendjes gehad die uit een stabiel gezin kwamen.’
‘Wat in ieder geval duidelijk is op grond van eerdere onderzoeken, is dat de aanwezigheid van de vader positief samenhangt met de ontwikkeling van het kind. Ik moet daarbij heel zorgvuldig formuleren. Ik kan namelijk niet zeggen dát het effect heeft. Waarom niet? Veel onderzoek op dit gebied is cross-sectioneel (onderzoek waarbij observatie plaats vindt zonder ingrijpen van buitenaf – EA). Het is dus moeilijk om aan te geven óf die ontwikkeling het effect van de betrokkenheid van de vader is. Vaders die erg betrokken zijn bij de opvoeding zijn immers overwegend hoogopgeleide mannen. Met een goed inkomen en veelal een stabiele relatie met de moeder van hun kinderen. Factoren die allemaal samenhangen met de ontwikkeling van het kind.’
‘De vaderschapsliteratuur heeft vooral in Amerika sinds de jaren vijftig en zestig een enorme vlucht genomen, in een tijd dat het scheidingspercentage ging stijgen. Er groeiden opeens veel kinderen op zonder vader. Men ging toen simpelweg vergelijken. Hoe gaat het nu met kinderen uit intacte gezinnen? En hoe gaat het met kinderen uit gescheiden gezinnen? Daaruit bleek dat kinderen van gescheiden ouders het veel minder goed deden dan kinderen van wie de ouders bij elkaar waren. Die onderzoekers spraken in termen van die ‘fatherless families’. Met andere woorden: het ontbreken van vaders is ‘slecht’. Maar het impliceerde ook dat als die vader er wel is, dat dat blijkbaar een positief effect heeft. Die conclusie heeft veel onderzoek gestimuleerd.’