In OPZIJ deze maand: De vrouwen van FARC
Precies 53 jaar lang heeft de rebellenbeweging FARC (Fuerzas Armadas Revolucionarias de Colombia) gestreden tegen het regeringsleger, de paramilitairen en andere gewapende groepen. In deze burgeroorlog hebben miljoenen plattelandsbewoners hun vertrouwde plek verlaten en zijn gestrand in immense krottenwijken. Daarbovenop komen de vele slachtoffers van moord, seksueel geweld, ontvoeringen, afpersingen en de drugshandel. Journalist Karin Anema reisde af naar Columbia en onderzoekt hoe de vrouwen van FARC zich in de maatschappij redden nadat zij de wapens hebben neergelegd.
IN OPZIJ een reportage
DOOR Karin Anema
‘Vrouwen hebben een belangrijke rol in het vredesproces. Ze nemen meer verantwoordelijkheid. Alles wat vrouwen doen, telt dubbel, want ze kunnen ook hun mannen en kinderen beïnvloeden’
‘Ik word nog steeds wakker met de gedachte: Waar is mijn geweer?’
‘De vrede is een historisch moment voor vrouwen, een keerpunt. Voor het eerst hebben vrouwen een gelijkwaardige stem in het vredes- en verzoeningsproces’.
Ex-FARC guerrillera MariaAlejandra (27 jaar) ontmoet ik na afloop van het succesvolle theaterstuk Victus in Bogotá. De spelers – ex-guerrillera’s, ex-paramilitairen en slachtoffers van seksueel geweld, gedwongen verhuizingen, kidnapping en nabestaanden – verbeelden het huidige verzoeningsproces. MariaAlejandra: “We hebben elkaar leren respecteren. Ik ben minder extreem gaan denken. Daardoor kan ik me beter in een ander verplaatsen. Ondanks dat het leger mijn ouders heeft vermoord.”
Haar vader was commandant bij de FARC en haar moeder woonde na haar geboorte buiten het kamp om clandestien haar financiële werk voor de FARC voort te zetten. Bij een bombardement door het leger gooide haar moeder – vlak voordat ze omkwam – een zak met mais op haar 4-jarige kind. Daarna groeide MariaAlejandra op in het FARC-kamp.
Ex-FARC guerrillera MariaAlejandra (27 jaar) ontmoet ik na afloop van het succesvolle theaterstuk Victus in Bogotá. De spelers – ex-guerrillera’s, ex-paramilitairen en slachtoffers van seksueel geweld, gedwongen verhuizingen, kidnapping en nabestaanden – verbeelden het huidige verzoeningsproces. MariaAlejandra: “We hebben elkaar leren respecteren. Ik ben minder extreem gaan denken. Daardoor kan ik me beter in een ander verplaatsen. Ondanks dat het leger mijn ouders heeft vermoord.”
Haar vader was commandant bij de FARC en haar moeder woonde na haar geboorte buiten het kamp om clandestien haar financiële werk voor de FARC voort te zetten. Bij een bombardement door het leger gooide haar moeder – vlak voordat ze omkwam – een zak met mais op haar 4-jarige kind. Daarna groeide MariaAlejandra op in het FARC-kamp. Haar beentjes verdwenen in veel te grote laarzen, ze werd op de lange marsen meegedragen en werd de mascotte van de rebellen. Haar wereld bestond uit wapens en motoren: haar eerste geweer was gemaakt van brood. Met teksten van Marx, Lenin en Che leerde ze lezen. Dat de commandant haar vader was, was geheim: net als de anderen moest ze overal toestemming voor vragen. Si señor. Zeep, shampoo en tandpasta waren een privilege. Dus maakten ze van rozemarijn shampoo en van aloë vera zalf. Ze zag hoe de vrouwen gedwongen een implantaat kregen als anticonceptie en hoe ze toestemming aan de commandant moesten vragen om een vriendje te hebben. Bij een aanval van het leger werd ze opgepakt. Als vijftienjarige kwam ze in een re-integratieprogramma terecht. Dat was zwaar. “Ik kende alleen het oerwoud. In de oorlog was ik vrij en gelukkig. Ik hoefde geen beslissingen te nemen. ‘Jij moet wassen. Jij moet koken. Jij moet schieten.’ Punt uit. In de stad leefde ik tussen muren, ik moest leren slapen in een bed, zitten aan een tafel, en netjes groeten. Ik leerde de mores van burgers. Ik werd depressief en vertrouwde niemand.” Ze hield een dagboek bij waarin ze haar herinneringen aan de oorlog opschreef.
In 2008 werd haar vader bij een bevrijdingsoperatie van de gegijzelde Clara Rojas vermoord. “Zijn dood betekende vrijheid voor mij. Ik nam een nieuwe naam aan, niet uit schaamte maar om te overleven en niet vermoord te worden, zoals sommige andere gedemobiliseerden.” Ze kwam in een scholingsprogramma terecht, waar kansarme kinderen geen etiketten opgeplakt krijgen, zoals ‘kindsoldaat’, en waar samenwerking voorop staat. Een plek waar dans en theater haar redding zouden worden. “Bij de toneelgroep Victus bleek de waarde van mijn dagboek.” Ze voelt zich gesterkt. “Ik ben niet alleen overlever, maar doe via het theater actief mee aan het vredesproces.” Zij kan trots zijn, want het lukt de meeste gedemobiliseerde of gedeserteerde strijdkrachten – vaak heel laag opgeleid – niet om werk te vinden, zo blijkt uit onderzoek van Pax Christi.
Bogotá laat ik achter me en reis naar Valle de Cauca, het epicentrum van het gewapende conflict. Het is een regio waar je vóór de vredesonderhandelingen onmogelijk kon reizen. Ontvoeringen, moorden, verkrachtingen, verdwijningen, ontheemding en wapen- en drugshandel hebben hier het sociale weefsel kapot gemaakt. Dat is zichtbaar: hier wonen overgebleven familieleden, zoals een oma met een kleinkind en een verre tante. Vrouwen moeten het als weduwe en als alleenstaande moeder in de machomaatschappij zien te rooien. Voor hen is de oorlog nog lang niet opgehouden. Zij eisen rechtspraak en de garantie dat het geweld definitief voorbij is. Ze willen contact met de daders, ze willen weten waar de botten van hun geliefden liggen, zodat ze eindelijk rust kunnen vinden. Rocío Martínez, onderzoekster bij het Centro de Memoria Histórica: “Vrouwen hebben een belangrijke rol in het vredesproces. Ze nemen meer verantwoordelijkheid. Alles wat vrouwen doen, telt dubbel, want ze kunnen ook hun mannen en kinderen beïnvloeden.”
In San Miguel hebben de paramilitairen jarenlang vrouwen misbruikt en hun daaruit geboren kinderen worden op school voor paraquitos uitgescholden. “Er zijn daar extreem agressieve kinderen. Ze hebben het bloed van de paramilitairen,” zo valt te horen. In een schilderworkshop met het thema ‘verzoening’, georganiseerd door Plan Colombia, verbeelden inwoners van het eveneens zwaar getroffen dorpje La Balsa hun herinneringen. Binnenkort gaan ze een muurschildering maken vlakbij de rivier waar de massamoord het rivierwater wekenlang rood kleurde. Sofía (60) vertegenwoordigt het gevoel van de anderen: “We willen wel vergeven, maar niet vergeten.” Een relatie van hun (klein)kinderen met een FARC-kind of paraquito gaat te ver: “Die mijden we.”
Onderzoekster Rocío Martínez: “Seksueel geweld is de perfecte misdaad. Een zwanger meisje of een alleenstaande moeder is een slecht voorbeeld, een kind van een paramilitair is een schande. Dus zwijgen de vrouwen.”
Na het historische vredesakkoord hebben de FARC-strijders hun wapens ingeleverd en wonen ze in overgangskampen voordat ze de maatschappij ingaan. “Ik word nog steeds wakker met de gedachte: Waar is mijn geweer?”, zegt Marcela in het overgangskamp La Elvira, hoog in de bergen. Zij kwam hier een jaar geleden met zo’n duizend FARC-strijders, marcherend in lange rijen. Dorpelingen zwaaiden met witte vlaggen en familieleden die hun kinderen soms tientallen jaren niet meer hadden gezien, waren van heinde en ver gekomen om hen te begroeten. Helikopters (met onder andere Tanja Nijmeijer die ook in dit kamp woont) vlogen af en aan.
Om hier te komen ben ik achterop een motor vanuit Timba – een dorp van weduwen, wezen en ontheemden – dwars door de cocaplantages omhoog gegaan. De geuren van gasolie en coca-bladeren hangen in de lucht. Het immense berggebied, met een enkele modderweg, is afgesneden van markten en steden, behalve van drugshandel. Want door gebrek aan wegen floreert de coca. De modderweg voert langs legerposten, waar de plaatselijke bewoners geen enkel vertrouwen in hebben. In deze corridor van drugs- en wapenhandel opereren nieuwe gewapende groepen nu de FARC de wapens heeft neergelegd. De vrede is hier broos. Advocaat Samuel Escobar, gespecialiseerd in mensenrechtenzaken: “De rijken, de conservatieve kerken en bedrijven willen geen vrede: ze hebben belang bij de oorlog.”
In La Elvira verblijven niet de veronderstelde ruim vierhonderd, maar slechts tientallen oud-FARC-strijders. In een lokaaltje volgen ze eenvoudige cursussen, zoals een EHBO-cursus, de lagere school, of een basislandbouwcursus. Dorpelingen zijn er ook welkom, met het doel dat de eerste re-integratie tot stand komt. Aan de muur hangt de tekst ‘Wat we hier zeggen, blijft onder ons.’ In het kamp heerst grote onzekerheid over het krijgen van grond en over het verschijnen voor de waarheidscommissie. Commandant Pacho Quinto (40) vertelt dat die onzekerheid zo demotiveert, dat veel gefrustreerd zijn vertrokken. “Naar hun familie. Naar een prettiger klimaat. Of op avontuur: werk in de cocateelt of in de illegale mijnen.”
De prefab huizen, opgetrokken uit kartonnen platen met asbest er in, verdwijnen in de regenwolken en zijn deels onbewoond. Het kamp ligt vlak onder een steile modderhelling. Per bewoner is er één kamer. Luz (36) put al haar vreugde uit het verzorgen van haar half jaar oude baby. Af en toe komt er een compañera langs, die de baby oppakt en kust: “mi amor!” In de tijd van grote onzekerheid en verveling zijn de baby’s een afleiding, net als de puppy’s die de oud-strijders tegenwoordig mogen houden. Armoede en de liefde voor uniforms en wapens dreven Luz op haar vijftiende de guerrilla in. Haar eerste kind is vijftien, maar ze heeft het nooit gezien. Ook al waren bij de FARC zwangerschappen verboden, er werden soms wel kinderen geboren. Ondanks strenge controle op de menstruatie, wist Luz haar zwangerschap lang verborgen te houden. Maar het werd direct na de geboorte weggebracht naar familie van de vader, een commandant. Toen de vader deserteerde, verloor ze ieder contact met het kind. De vader van haar huidige baby is een oud-strijder. “Wel zo makkelijk: je deelt dezelfde ervaringen.” Haar kind is het bewijs voor de vrede. “Later vertel ik hem dat we slachtoffers van de staat zijn. Ik wil dat hij carrière kan maken, iets waar wij voor gestreden hebben.” Tijdens de oorlog had ze geen dromen, geen doelen, je leefde op het moment zelf. De oorlog is leven of sterven. Nu de vrouwen in het kamp zijn, weten ze niet goed raad met de ‘toekomst’, behalve de jonge moeders. Luz: “Mijn droom is om als gezin samen te wonen.” De zoektocht naar afgestane kinderen komt nog nauwelijks aan het daglicht. Advocaat Claudia Niño: “Maar die gaat nog komen. Op dit moment heb ik al cliënten die bij de FARC gedwongen geaborteerd zijn.”
Een paar kamers verder woont Amanda (40), gekleed in een legging met camouflage print, op laarzen en met gelakte nagels en make up, niet anders dan ze tijdens de oorlog deed toen ze commandant was. Op de universiteit waar ze studeerde, kwamen FARC-strijders studenten werven. Met vuur vertelt Amanda over de FARC-idealen, over de doorbreking van traditionele rolpatronen, het FARC-feminisme. Hoe zowel mannen als vrouwen strijden, koken en wassen, en commandant kunnen zijn. Al het andere – gedwongen abortussen en seksueel geweld – doet ze af als ‘vuile propaganda.’ “De vrede is een historisch moment voor vrouwen, een keerpunt. Voor het eerst hebben vrouwen een gelijkwaardige stem in het vredes- en verzoeningsproces.” Dankzij guerrilla-vrouwen als Victoria Sandino is het gelukt om het thema ‘vrouwen’ in het Vredesakkoord te krijgen. Onder de 29 vrouwen die het Vredesakkoord hebben ondertekend waren ook voormalig guerrillero’s die nu indianenleiders zijn. Sinds de ondertekening, zegt Amanda, is Colombia aan het veranderen: sociale vrouwenbewegingen keren zich tegen seksueel geweld en solidariteitsnetwerken zijn prominent aanwezig in het verzoeningsproces. “Een triomf,” zegt Amanda, “het laat de kracht van vrouwen zien in oorlogstijd.”
Het neerleggen van de wapens voelt niet als demobilisatie. “Het is een verandering van onze strategie. We blijven strijders.” Zij doelt op politieke deelname én landhervorming – de bestaansreden van de FARC – zodat ze land krijgen om koffie te verbouwen. “Het neerleggen van de wapens heeft de vicieuze cirkel van geweld doorbroken. Er is zoveel haat… die moet eerst weg.” Zij vindt dat juist vrouwen het ijs kunnen breken in het verzoeningsproces, zoals in het contact met slachtoffers en met vijanden. “Paramilitairen zag ik voorheen nauwelijks als menselijke wezens, ik had nooit met hen gesproken alleen op hen geschoten.” Ze wil ook leren van eerder gedemobiliseerde of gedeserteerde vrouwen. In het ‘netwerk van vrouwelijke oud-strijders’ heeft ze gehoord dat veel intieme relaties stranden. “In de strijd waardeerden mannen ons. Maar terug in de maatschappij willen ze dat we mooi zijn, kinderen krijgen en het huishouden doen. We strijden voor onderlinge zusterschap in de patriarchale cultuur. Onze belangrijkste zorg nu is dat de vrouwen van de FARC – mujer fariana – niet terugvallen in traditionele rolpatronen.” Het zijn onder meer de vrouwen zelf, aldus sociologe Maria Paula, die het machismo in stand houden. Het spreekwoord ‘Hij houdt niet meer van me, want hij slaat me niet’, zegt genoeg.
Het neerleggen van de wapens en uniformen heeft hun basisbehoefte aan veiligheid aangetast. Amanda: “Het geweer was een verlengstuk van mijn lichaam. Het is pijnlijk dat het er niet meer is.” Ook Commandant Pacho Quinto vindt de ontwapening heel zwaar. Vanaf zijn dertiende zit hij bij de FARC. “Zoveel jaren leef je met je wapens en met je kameraden. Het zijn mijn vrienden. En nu?”
In de drie van de 26 FARC-kampen die ik bezoek, zijn de meeste strijders vertrokken. Onder de blijvers zijn moeders en zwangere vrouwen. Zoals Alexandra (22) met haar zesjarige zoontje Lenin en man Leonardo. De nieuwe vlag van de FARC – een roos – hangt als gordijntje voor het raam van hun kamer, waar ik overnacht. Leonardo is de zwager van Tanja Nijmeijer. “Zij is onze internationale Che Chevara!” zegt Leonardo. “En vrouw! Ze gelooft in ons.”
Leonardo groeide op in Bogotá en werd door armoede en de moord op zijn zusje door het leger getriggerd om op zijn zestiende de FARC in te gaan. Hij maakte er mortieren, granaten en bommen. Daar ontmoette hij de toen vijftienjarige Alexandra. Tijdens het transport van de explosieven zijn ze gepakt en beiden in de gevangenis beland, hun zoontje Lenin ging naar de grootouders. Sinds kort wonen ze voor het eerst als gezin samen. Haar droom is om te trouwen. Zijn droom is om als oud-strijders in coöperatief verband te leven. Het kamp moet een voorbeeldmaatschappij worden. Maar of de staat haar beloftes, onder meer beschikbaar stellen van grond, waarmaakt? “Ze hebben een zachte pannenkoek veranderd in een keihard broodje,” stelt Leonardo.
Ik eindig bij een vrouw van vijftig jaar in het kamp Pueblo Nuevo. Marcela’s jeugd bestond uit suikerrietwater drinken, een horde broertjes en zusjes en diverse gedwongen verhuizingen door het geweld van de paramilitairen. Dus sloot Marcela zich al tiener aan bij de FARC. Haar vader zei: “Je mag er geen kinderen krijgen. En het is een belofte voor eeuwig.” Met vlakke stem vertelt ze over de politieke en militaire vorming die ze er meer dan dertig jaar kreeg. Het was een levensstijl. Haar leven toen was beter dan nu. “Overal werd voor gezorgd, geld had je niet nodig.” Onderzoekster Rocío Martínez had dit eerder de ‘infantilisering’ binnen de FARC genoemd, die steeds jongere kinderen ging werven. Marcela: “Een bankpas is nieuw voor mij, alles kost geld. De FARC had goede dokters, maar hier zijn ze slecht.” Ook zij behoort tot de uitzonderingen, die een kind heeft gekregen. “Toen ik zeven maanden zwanger was, ben ik er voor de bevalling drie maanden uit geweest en heb het kind aan een boerin gegeven, die clandestien meewerkte. Mijn dochter is op haar twaalfde naar Bogota gegaan. Daar schijnt ze vrachtwagens in te laden. Maar ze wil me niet ontmoeten.”
Terug in Bogotá, krijg ik tijdens mijn interview met advocate Claudia Niño appjes van MariaAlejandra, de actrice van Victus. Ze moet het land uit en wordt bedreigd. “Ik voel me onbeschermd. Daarom verhuis ik continu. Ik sluit me zoveel mogelijk op. Wie kan ik nog vertrouwen? Heb jij contacten?” Ik laat de berichtjes aan de advocate zien. “Zeer ernstig,” zegt ze. Ruim honderd activisten en leiders zijn in 2017 vermoord volgens de UN. “Victus is het gezicht van de verzoening. Maar bedreigingen zijn aan de orde van de dag. Er is een grote groep die gewoon verder wil met de oorlog.” Ze refereert aan de meerderheid van de Colombianen die een jaar geleden tegen het vredesakkoord stemde. Waaronder conservatieve kerken, bedrijven die hun economische belangen bedreigd zien of bang zijn voor de waarheidscommissie ter verantwoording te worden geroepen, en neo-paramilitairen. “Ik ga haar helpen bij een aanklacht,” besluit Claudia, die eerder openbaar aanklager was. En ik denk: MariaAlejandra heeft veel in haar leven overleefd, maar er is misschien één ding wat ze niet overleeft: de vrede.
[/blendlebutton]