Vluchtelingenkamp Bardarash: “Ik was ontsteld toen ik me realiseerde dat mijn nieuwe bestaan zich zou afspelen in zo’n tent die ik alleen kende van de beelden op tv.”
“Het meest bewonder ik Socrates.” Arin (24), staat in de voortent van een provisorisch onderkomen van blauw zeil. “Ik hoop dat ik iets van zijn onverzettelijkheid en integriteit kan naleven. Juist hier.” De regen tikt op het dak. Arins dikke winterjas hangt open, de tekst Stronger every day net leesbaar op haar paarse trui. Achter het tentzeil bevindt zich tentenkamp Bardarash, dat op dit moment haar thuis is. Spekgladde modderwegen doorsnijden een raster van grauwwitte tenten die zich tegen verlaten heuvels hebben genesteld. Prikkeldraad omheint het kamp en aan de flanken zwerven versleten kleding, afgedankte tentzeiltjes en een enkele volle luier. Marieke Buijs bezocht het kamp voor OPZIJ.
Arin ontvluchtte noordoost Syrië half oktober 2019, toen de Turkse raketten van operatie Vredeslente neervielen op haar woonplaats Qamishli. Sindsdien verblijft ze in het vluchtelingenkamp in de Koerdische regio in Irak. Samen met zo’n 18.000 andere Syriërs spendeert ze haar dagen in het niemandsland buiten de Koerdische hoofdstad Erbil. Hoe weten mensen zich in zo’n situatie te handhaven? Arin vindt houvast bij de lessen van Socrates en diens leerling Plato.
Arins Atheense held stond terecht voor goddeloosheid en het corrumperen van de jeugd. Zijn aanhangers probeerden hem vrij te kopen, maar Socrates weigerde. “Hij geloofde in de waarheid en wilde de jongeren van Athene onderwijzen, uit de duisternis bevrijden. Als dat reden was om hem op te sluiten, dan moest dat maar. Waarheid en integriteit, dat zijn waarden waarik mijn aandacht aan wil besteden. Al zit ik hier,” Arin gebaart naar de wereld achter het tentzeil. “Ik ben de baas over mijn eigen geest.”
Met haar filosofiediploma op zak – trots toont ze een foto van haar oorkonde als tweede van de bijna duizend studenten van haar jaar – keerde Arin van universiteitsstad Latakia aan de Middellandse Zee terug naar haar familie in Qamishli. Tien dagen later begon de Turkse aanval en spoorde haar moeder haar en haar 16-jarige broertje aan naar Irak te vluchten. Arins moeder heeft kanker en reisde voor medische zorg zelf naar het onveiliger Damascus. Via een buurman kwam Arin in contact met een smokkelaar. Per truck reisde ze tot aan de grens. Daar wachtte ze met zo’n zeventig anderen op het invallen van de duisternis voor de oversteek naar Irak. De smokkelaars wezen op lichtjes in de verte. Die zouden horen bij een post van de Peshmerga, de strijdkrachten van Iraaks-Koerdistan. Daar zou de groep veilig zijn. “Het was een lange tocht. Ik was bang maar gelaten. Het voelde gebroederlijk, wat ons ook zou overkomen, we waren in ieder geval samen.” Na vier uur lopen bereikten ze de Peshmerga, die de groep naar Bardarash bracht.
Dit is een fragment van een stuk, geschreven door Marieke Buijs, en mede mogelijk gemaakt door Het Postcode Loterij Fonds van Free Press Unlimited. Het volledige stuk staat in het juni/juli 2020 nummer van OPZIJ. Koop hier het complete nummer.