Moedig voorwaarts

Begin jaren zestig waren mijn ouders tieners die vanuit een kolonie naar Nederland kwamen om hun opleidingen te vervolgen. Mijn wiegje stond in Amsterdam. Als tienjarige ging ik voor de eerste keer op vakantie naar Suriname. Het was heerlijk om te ontdekken dat ik er zoveel familie had. Ik weet nog dat ik op een zondag in het snikhete Paramaribo aan de hand van mijn grootmoeder naar de kerk ging. Eenmaal aangekomen liep mijn oma naar de achterste rijen om plaats te nemen. Ik was niet zo groot en wilde juist helemaal vooraan zitten. De stevige reprimande herinner ik me nog goed. Mijn oma zei: “Wij moeten achteraan zitten.” Daar was ik het totaal niet mee eens. Ik stapte naar voren en mijn oma kwam schoorvoetend achter me aan. Pas later begreep ik dat ik haar, voor haar gevoel, met mijn ‘vrijpostigheid’ voor schut had gezet. Wist ik veel dat wij als minderwaardig werden gezien en dat die achterste plekken voor ons waren gereserveerd?

Joyce Sylvester

Dit jaar is het op 1 juli precies 150 jaar geleden dat na bijna 200 jaar de slavernij werd afgeschaft in Suriname en de Caribische eilanden. Hierna was men nog verplicht om tien jaar door te werken om de plantage-economie in stand te houden.

Tegenwoordig is de doorwerking van het slavernijverleden een issue. Discriminatie en racisme vandaag de dag zouden het gevolg zijn van foute denkbeelden die leefden tijdens de slavernij, zoals dat mensen met een donkere huid minder waard zouden zijn dan mensen die lichter zijn. De gedachte van minderwaardigheid is toen gevoed.

Deze denkbeelden zullen door de excuses die minister-president Rutte postuum aanbood voor het handelen van de Nederlandse staat, aan alle tot slaaf gemaakten, aan hun dochters en zonen, en aan al hun kinderen tot in het hier en nu, niet bij iedereen worden weggenomen.

In mijn leven ontmoette ik zelf ook denkbeelden. In 2008 was ik in ons land de eerste zwarte vrouw die burgemeester werd. Ik zie die meneer nog voor me staan in het Naardense stadhuis tijdens een drukbezochte receptie. “Bent ù de burgemeester? Nee dat geloof ik niet.” De bode ving het gesprek op en nam meneer snel mee voor een kopje koffie. Ik was perplex, maar raakte snel met anderen in gesprek. Even later stond die meneer weer voor mij en zei: “Mijn excuses, ik had het niet verwacht. Voor mij is de burgemeester een man en blank.” Hij was heel eerlijk en leerde mij dat onze denkbeelden eeuwenoud zijn. Ze zijn de basis voor het venijnige en hardnekkige onderscheid dat velen vandaag nog steeds maken. Hier moeten we met elkaar dus flink aan werken.

Verder lezen? De column lees je in de nieuwste Opzij. Een abonnement is zo gepiept. Nergens aan vastzitten? Lees dit nummer fysiek of digitaal via onze site of via Blendle.