Janice Deul: “Niemand zegt dat slavernij de schuld is van mensen die nu nog leven”

Janice Deul is modeactiviste, journaliste en sinds kort Opzij-columniste. Haar gloednieuwe boek Keti Koti, over waarom we de afschaffing van slavernij moeten herdenken en vieren, ligt nu in de winkels. Ze heeft een Afro-Surinaamse achtergrond.

“In 2005 zat ik in een televisie-uitzending om in gesprek te gaan over het slavernijverleden. Daar heb ik letterlijk gezegd: ‘Slavernij, dat is zo lang geleden. Moeten we ons daar nog mee bezig houden?’ Ik schaam me er niet voor dat ik dat heb gezegd, want de wereld was toen anders. Maar het staat haaks op hoe ik er nu in sta.
“Ik was overal en altijd de eerste zwarte vrouw. Dat vond ik helemaal niet raar. Ik had vroeger geen last van mijn achtergrond, integendeel. Mensen vonden mij juist mooi, grappig en slim. Ik studeerde braaf af, kreeg een leuke baan als eindredacteur van een glossy blad. Dus ik dacht vroeger: als mensen van kleur het niet redden, moet je misschien harder werken. Mij is het ook gelukt, dus waarom zou het jou niet lukken? Maar dat is een manier van denken die je vaker ziet bij geprivilegieerde mensen.
“Mijn ogen zijn langzaamaan geopend, want zo simpel is het niet. Achteraf denk ik ook dat er wel degelijk incidenten in mijn leven zijn geweest die aan racisme gelinkt kunnen worden. Zo solliciteerde ik ooit voor een vakantiebaan bij een juwelier. Hij nam mij niet aan. Hij zei dat ik de beste kandidaat was die ze gesproken hadden, maar volgens hem zouden veel collega’s het niet trekken als een zwart meisje met juwelen over straat ging. Keihard racisme, maar dat zag ik toen niet.”

Familienaam

“Via mijn broer Pim hoorde ik dat een kennis onze familienaam had gevonden in de boeken van een plantage in Suriname. Een lijst van mensen die hun vrijheid hadden verkregen na 1863. Dat is heel erg gek om te zien. Een paar jaar geleden vond ik zelf ook ergens de naam Deul, van een witte Nederlandse familie. Ik heb hen een paar keer een bericht gestuurd om te vragen hoe het zat. Daar zijn we niet uitgekomen, maar er is natuurlijk een verband. Het heeft me wel geïntrigeerd.

“Verder weet ik helaas nog weinig van mijn eigen geschiedenis. Via mijn moeder kreeg ik vroeger vooral algemeenheden over slavernij mee, zoals de wreedheden op de plantages in Suriname. Op school leer je daar niks over, in mijn tijd al helemaal niet. Het woord Keti Koti kwam niet voor.”

Excuses

“Ik was in shock toen de excuses er door Rutte werden doorgeduwd. Het had veel betekenisvoller moeten zijn, door een symbolische datum en een symbolische plek. Maar al met al zijn het toch historische woorden die Rutte heeft geuit. De herstelbetalingen moeten er natuurlijk komen. Maar hoe dat moet gaan, ik heb geen idee. Het zal heus niet zo zijn dat elke nakomeling van een tot slaaf gemaakt iemand een zakje geld krijgt. Dat gaat niet werken. Maar er moeten wel fondsen komen die bestemd zijn voor gemeenschappen van nabestaanden – en die moeten ook beheerd worden door de nabestaanden. Dus niet dat een of ander bijdehand clubje diversiteitsmanagers de subsidiepot gaat leegtrekken.”

Net als 4 en 5 mei

“Ik wil dat de slavernijherdenking een inclusieve aangelegenheid wordt. Voor iedereen die Nederlander is of zich zo voelt. Dat iedereen dezelfde affiniteit krijgt met 1 juli als met 4 en 5 mei. Dat doe je denk ik door de kennis over dit onderwerp te vergroten. Door te laten zien hoe slavernij precies doorwerkt: ongelijkheid, white supremacy, eurocentrisme. Onze rijkdom is gestoeld op bloed, zweet en tranen van tot slaaf gemaakte mensen. Niemand zegt dat het de schuld is van mensen die nu nog leven. Maar we moeten ons wel realiseren dat het een collectieve verantwoordelijkheid is geweest; een houding van de staat der Nederlanden en van de kerk. Zij hebben mogelijk gemaakt dat dit systeem eeuwenlang kon bestaan.
Met 1 juli gooien we nu alles op een dag, het bestaat nu uit herdenken en vieren. Vanuit de Surinaamse traditie is het gebruikelijk om, als er een event is, de dag ervoor te gebruiken als moment van bezinning en reflectie. Er ontstaan ook steeds meer comités die gericht zijn op 30 juni én 1 juli. Die splitsing zou nationaal navolging moeten krijgen.”

Dit interview is onderdeel van het artikel Haar geschiedenis is onze geschiedenis, eerder verschenen in het juni-juli-nummer van Opzij. Het hele stuk lees je in de nieuwste Opzij. Een abonnement is zo gepiept. Nergens aan vastzitten? Lees dit nummer fysiek of digitaal via onze site of via Blendle