In de Babyboomer-special van OPZIJ: De ‘lelijke’ eend

In 1975 waren er in ons land 185 auto’s per 1.000 inwoners, in totaal zo’n drie miljoen. Nu zijn dat er bijna driemaal zoveel. Een gemiddelde personenauto kostte, omgerekend toen € 5.002,00. In oktober van dat jaar was er sprake van een relatief forse prijsverhoging van benzine: die kostte toen iets meer dan € 0,50 (!).

Onder jongeren waren vooral de ‘eend’ en de ‘kever’ populair, met name tweedehands waren ze al snel betaalbaar. Was de Kever een wat meer traditionele auto, de Citroen 2CV, liefdevol ‘de eend’ genoemd, had een wat meer vrijgevochten imago. Er werden er ruim vijf miljoen van gemaakt, daarvan rijden er nog ruim 7.000 rond in ons land. Volgens de overlevering kon je een kapotte V-snaar onderweg gewoon vervangen door een nylon. De specificaties waren spectaculair: De eerste editie was voorzien van een 9 pk motor. Later kwamen er versies met 12, 18 en 21 naar de uiteindelijke 28 pk. Geen luxe, de ruitenwissers werden aangedreven door de kilometerteller, benzine peilde je met een peilstok.
De stoelen waren demontabel, handig bij een picknick en natuurlijk kon het dak opengerold worden. Z’n koosnaampje kreeg de 2CV direct bij z’n introductie op een beurs in Parijs. Inmiddels gaat
een 2CV Sahara, daarvan werden er ooit 694 van gebouwd, op veilingen voor bedragen tussen de € 100.000,00 en € 200.000,00 onder de hamer.

LEES VERDER IN OPZIJ