In de nieuwe OPZIJ: Dossier stress en burn-out. ‘Juist omdat wij toegewijd zijn, lopen we in een burn-outval’

Dat de één sneller de boven-grens bereikt dan de ander is niet zo gek. We hebben allemaal een uniek stressprofiel. Onze werkomgeving speelt uiteraard een rol, zoals de werkdruk en de mate waarin we ons veilig voelen op de werkvloer. De Amerikaanse psycholoog Herbert Freudenberger, die in de jaren zeventig zo ongeveer gelijk met Christina Maslach voor het eerst schreef over een
burn-out en bovendien zelf herstellende was van het fenomeen, pende in een academisch tijdschrift dat‘toegewijde mensen’ de meeste kans lopen om op te branden. ‘Juist omdat wij toegewijd zijn, lopen we in een burn-outval’, schreef hij. ‘We werken té lang en té intensief. We voelen een druk van binnenuit om te werken en te helpen, en voelen een druk van buitenaf om te geven.’

Toch is dit te kort door de bocht. Ook onze thuissituatie, jeugd, persoonskenmerken en genetica zijn van invloed. Wie in een ongezonde relatie of echtscheiding zit, heeft minder draag-kracht voor stress dan bij wie het thuis op rolletjes verloopt. Bovendien staat de binnenwereld van de een nu eenmaal sneller op z’n kop dan die van de ander. De hoeveelheid externe factoren die we kunnen verdragen is sterk afhankelijk van onze persoonlijke eigenschappen en van de hoeveelheid hersteltijd we elk nodig hebben. ‘Over het algemeen krijgen mensen klachten als ze te weinig herstellen van dagelijkse stressoren voor een te lange periode’, legt Haddouch uit. Ze vervolgt: ‘De één heeft stressoren in het privéleven, de ander op het werk. Het een sluit het ander ook niet uit. Ik zie vaak een combinatie van beide, waardoor mensen ‘nergens meer’ een veilige plek hebben. Burn-out is officieel wel een werkgerelateerd syndroom, maar werk kan ook breder worden gezien, in economische zin.’
Onderschat ook de rol van jeugdtrauma niet. Volgens het TNO zijn de eerste duizend dagen van een kind, van preconceptie tot twee jaar, cruciaal voor de ontwikkeling, gezondheid en het welzijn gedurende de rest van het leven. En tot ons achttiende levensjaar zijn we bijzonder kneedbaar. Wie als kind fysiek, seksueel of emotioneel is misbruikt, blijft de rest van zijn of haar leven kwetsbaar. Jeugdtrauma beïnvloedt volgens Vinkers zelfs onze biologische en psychologische factoren, zoals hoe onze hersenen eruitzien en ons vermogen om anderen te vertrouwen. Logisch dus, dat het ook invloed heeft op de mate waarin we stress ervaren en uit balans raken. En overbelasting, zo stelt hij, is niet alleen een probleem van het individu. Ook maatschappe-lijke factoren kunnen stress versterken of dempen, zoals inkomensongelijkheid en armoede.

LEES VERDER IN OPZIJ