In de nieuwe OPZIJ: Renate Dorrestein in haar boek KORTE METTEN: ‘Doch de mannen treden daarover met mij niet in discussie. Ik kan niks en zo hoort het ook’.
In deze editie van OPZIJ een herdruk van Renate’s boek KORTE METEEN, verzameling van hilarische columns. Lees ook de introductie door Cisca Dresselhuys.
Het klopt wel wat ze altijd beweren: zodra er een man in je leven is, wordt alles door een nieuw en opmerkelijk licht beschenen. De behoefte tot tegenstreven en kibbelen ver-dampt, je valt vanzelf in je leukste glimlach, dingen die je doorgaans bezighouden ver-schuiven naar de achtergrond en tot in je slaap ben je manisch en monomaan bezig met het opwerpen, door elkaar schudden en ondersteboven houden van de diverse, duizeling-wekkende mogelijkheden. De man in mijn leven is de aannemer die mijn pas gekochte huis verbouwt. Hij heeft een hele stoet van sub-mannen mijn bestaan binnen gevoerd: schilders, behangers, stukadoors, lieden die van leidingen weten en kachelkoningen die met houwelen mijn pui bewerken.
Met z’n allen zijn ze zo enerverend dat de dag nabij is waarop ik mijn gekwelde dameshoofd op een hunner schouders zal leggen, kan niet bom-men welke, en zal wenen zonder ooit nog te kunnen stoppen. Zou dit werkelijk gebeuren, het zou hen niet verbazen geloof ik. Een van de mannen, die weer een broer is van een andere, vraagt mij tenminste zonder tussenpozen: ‘Ben je ‘t zat? Want deze mannen kun-nen in vrouwenzielen schouwen en weten dat die nergens zo door worden geteisterd als door puin, verfspatten en scheve kozijntjes. Dat weten zij zeker, evenals zij vanzelfspre-kend aannemen dat het niet tot mijn basisvaardigheden behoort een muurtje te betegelen. Dat dat in mijn geval naadloos klopt ligt natuurlijk niet aan mij, maar aan mijn moeder en aan de maatschappij. Doch de mannen treden daarover met mij niet in discussie. Ik kan niks en zo hoort het ook. Wel zet ik lekkere koffie, zoals ze mij voortdurend verzekeren en ook dat is passend. Aldus voeren de mannen en ik al wekenlang een toneelstukje op, waar-in ik ongehoord domme dingen zeg en zij zich halfgek lachen waarna ze de zaken even op hun manier oplossen – we zijn net een case-history van Shulamith Firestone of Juliet Mitchell: zo doen vrouwen, zo doen mannen en daarom blijft de wereld doordraaien. Eens verstoorde ik deze orde door mijn vriendinnen in de bouwput toe te laten. Een van hen nam de behanger zijn stoommachine af en werkte negen lagen papier weg. Een ander beroofde de timmerman van zijn gerei en monteerde vier meter boekenkast, na eerst alle planken op maat gezaagd te hebben. Op het laatst weken de mannen kleumerig uit naar mij, want ik zat tenminste waar ik hoorde, in de keuken, waar ik deed wat wenselijk was, namelijk krentenbollen smeren.
LEES VERDER IN OPZIJ